FCI Standaard nr. 185
Dwergpinscher
Land van oorsprong: Duitsland
Datum van publicatie van de geldige originele standaard: 06-04-2000.
Gebruik: Huis- en Gezelschapshond
Classificatie FCI: Groep 2: Pinschers en Schnauzers -Molossers - Zwitserse Sennenhonden en
andere rassen
Sektie 1 Pinschers en Schnauzers zonder werkproef.
Kort historisch overzicht: De Dwergpinscher werd en al rond de vorige eeuwwisseling in grote
aantallen gehouden en in het fokregister van 1925 waren al 1300 inschrijvingen. Uit de vele
kleurvariëteiten fokte men evenals bij de Duitse Pinscher, de kleuren zwart met lichtere aftekeningen
en eenkleurige rode tot roodbruine dieren.
Algemeen totaalbeeld: De Dwergpinscher is de verkleinde weergave van de Duitse Pinscher, zonder
de gebreken van verdwergde verschijningen. Zijn elegante, kwadratische bouw is door zijn korte
beharing duidelijk zichtbaar.
Belangrijke verhoudingen:
¨ In verhouding van lengte en hoogte moet de lichaamsbouw zo kwadratisch mogelijk tonen.
¨ De totaallengte van het hoofd (neuspunt tot achterhoofdsbeen) komt overeen met de helft van de
ruglengte (schoft tot staartaanzet).
Gedrag en karakter (aard): Levendig, temperamentvol, zelfverzekerd en evenwichtig. Dit alles
maakt hem tot een aangename familie- en gezelschapshond.
Hoofd:
Bovenschedel:
Schedel: Krachtig, gestrekt, zonder sterk ontwikkeld achterhoofdsbeen. Het voorhoofd is vlak en
verloopt zonder rimpels en parallel aan de neusrug.
Stop: Licht, maar toch duidelijk gemarkeerd.
Gezichtsdeel:
Neus: De neusspiegel: is goed ontwikkeld en zwart
Voorsnuit: eindigt in een stompe wig. De neusrug is recht.
Lippen: Zwart, vast en glad tegen de kaken liggend. De mondhoeken gesloten.
Kiezen / tanden: Krachtige boven en onderkaak. Het volledige schaargebit (42 tanden volgens de
tandformule) is krachtig, goed sluitend en zuiver wit. De kauwspieren zijn goed ontwikkeld zonder
storende bakkenvorming.
Ogen: Donker, ovaal met aansluitende zwart gepigmenteerde oogleden.
Oren: Staande oren; klaporen, hoog aangezet, V-vormig, de binnenkanten tegen de wangen liggend,
naar voren gedraaid in de richting van de slapen, waarbij de parallelle vouw niet boven het hoofd uit
komt.
Hals: Adellijk gebogen, niet te kort. Zonder duidelijk beginpunt harmonisch overgaand in de schoft;
droog zonder wam of keelhuid. De huid is strak en sluit rimpelloos aan.
Lichaam:
Bovenlijn: vanuit de schoft naar achteren iets aflopend.
Schoft: Vormt het hoogste punt van de bovenlijn.
Rug: krachtig, kort en strak.
Lendenpartij: Krachtig. De afstand van de laatste ribbenboog tot de heup is kort waardoor de hond
compact lijkt.
Croupe: In een lichte ronding verlopend, ongemerkt overgaand in de staartaanzet.
Borst: Matig breed, in dwarsdoorsnede ovaal, tot de ellebogen reikend. De voorborst is door de
borstbeenpunt duidelijk gemarkeerd.
Onderlijn en buik: De flanken niet overmatig opgetrokken, met de onderkant van de borstkast een
mooie gebogen lijn vormend.
Staart: In de natuurlijke staat.
Ledematen:
Voorhand:
Algemeen: De voorbenen zijn, van voren gezien, sterk, recht en niet te dicht bij elkaar geplaatst. De
onderbenen staan vanaf de zijkant gezien recht.
Schouders: Het schouderblad ligt vast tegen de borstkast aan, is aan beide zeiden van het
schouderblad goed gespierd en steekt boven de dooruitsteeksels van de borstwervels uit. Zo schuin
mogelijk en goed terugliggend, een hoek vormend van 50º met de horizontale lijn.
Opperarm: Goed tegen de romp aanliggend, krachtig en gespierd; hoek met schouderblad bedraagt
95º tot 105º .
Ellebogen: correct aansluitend, niet naar buiten of binnen draaiend.
Onderarm: Krachtig ontwikkeld en gespierd, van voor en van opzij gezien kaarsrecht.
Voorvoetwortelgewricht: Krachtig en stabiel.
Voormiddenvoet: krachtig en verend, van voren gezien kaarsrecht, van opzij bekeken iets schuin naar
de grond staand.
Voorvoeten: Kort en rond. Tenen strak tegen elkaar aanliggend en gewelfd (kattenvoeten);
voetkussens sterk; nagels kort, zwart en sterk.
Achterhand:
Algemeen: Van de zijkant bekeken schuin gesteld, van achter bekeken parallel verlopend, niet eng
gesteld.
Dijbeen: Matig lang, breed en krachtig gespierd.
Knie: Niet naar binnen of buiten gedraaid.
Onderbeen: Lang en krachtig, pezig, in een krachtig spronggewricht overgaand.
Spronggewricht: Uitgesproken gehoekt, krachtig, stabiel, niet naar binnen of buiten gedraaid.
Achtermiddenvoet: Kaarsrecht op de grond geplaatst.
Achtervoeten: Iets langer dan de voorvoeten, tenen strak tegen elkaar liggend en gewelfd, nagels kort
en zwart.
Gangwerk:
De Dwergpinscher is een draver. De rug blijft in de beweging vast en relatief rustig. De beweging is
harmonisch , zeker, krachtig en ongeremd, met goede staplengte. Typisch voor de draf is een
ruimgrijpende, sierlijk en vloeiende beweging met krachtige stuwing en vrije voorhandbeweging.
Huid: Over het gehele lichaam strak aansluitend.
Beharing:
Haar: Kort en dicht, glad aanliggend en glanzend, zonder kale plekken.
Kleur:
Eenkleurig: Hertenrood, roodbruin tot donkerroodbruin.
Zwartbruin: Lakzwarte haar met rode tot bruine aftekeningen. Na te streven zijn zo donker
mogelijke, zuivere, scherp afgetekende brand. De aftekeningen zijn als volgt verdeeld: boven de
ogen, aan de onderkant van de hals, aan de middelvoet van de voorbenen, aan de voeten, aan de
binnenkant van de achterbenen en onder de staartwortel. Twee van elkaar gescheiden zuiver
begrensde driehoeken aan de voorborst.
Maat en gewicht:
Schouderhoogte: Reuen en teven 25 tot 30 cm.
Gewicht: Reuen en teven 4 tot 6 kg.
Fouten:
Iedere afwijking van de hiervoor genoemde punten moet als fout gezien worden, en de ernst van de
fout is afhankelijk van de graad van afwijking.
In het bijzonder:
Plompe of te lichte, laagbenige- of hoogbenige bouw.
Zware of ronde schedel
Rimpels op het voorhoofd
Korte, spitse of smalle voorsnuit.
Tanggebit
Lichte, te kleine of te grote ogen.
Laag aangezette of zeer lange, verschillend gedragen oren.
Losse keelhuid
Te lange, opgetrokken of slappe rug
Karperrug
Afvallend croupe
Lange voeten
Telgang
Steppend gangwerk
Dunne beharing
Doorstoken, aalstreep, donker zadel en verbleekt of gevlekte beharing.
Meer dan 1 cm boven of onder de maat
Zware fouten:
Ontbreken van geslachtstype (b.v. reuachtige teef)
Lichte bouw
Appelkop
Niet parallelle hoofdbelijning
Naar buiten draaiende ellebogen
Ondergeschoven achterhand
Steile of krombenige achterhand
Naar binnen gedraaide spronggewrichten (koehakkigheid)
Tussen de 1 en 2 cm te groot of te klein
Diskwalificerende fouten:
Misvorming van ieder soort
Gebrek aan type
Gebitsfouten als voorbeet, overbeet en kruisbeet.
Grote fouten in onderdelen als lichaamsbouw, haar- en kleurfouten.
Meer als 2 cm te groot of te klein
Schuwheid, agressiviteit, boosaardigheid, overdreven wantrouwig,
nerveus gedrag.
N.B.: Reuen moeten twee duidelijk normaal ontwikkelde testikels hebben die in de balzak zijn
ingedaald